Een werknemer die een auto ter beschikking krijgt gesteld van zijn of haar werkgever en ook privé gebruik van dit voertuig maakt moet daarvoor een bedrijf bij het brutoloon optellen en dus meer belasting betalen: de zogenaamde bijtelling. Deze bijtelling geldt ongeacht of dit een bestelauto, busje of personenauto is. Echter, wanneer de werknemer kan aantonen het privégebruik van het voertuig op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer bedraagt (middels een sluitende rittenregistratie) of wanneer het gaat om een voertuig die door de aard of inrichting enkel of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen.
Vaak zijn er nog grijze gebieden of onduidelijkheden. Hoe zit het bijvoorbeeld met werknemers die een storingsdienst hebben en daarvoor ieder moment van de dag oproepbaar moeten zijn? Het is een vraag die we vaak krijgen. Een recente procedure biedt enigszins duidelijkheid:
In een procedure over de bijtelling voor privégebruik van een bestelauto stelde Hof Amsterdam feitelijk vast dat de auto voor privégebruik geschikt was. Er was daarom geen aanleiding om de bijtelling achterwege te laten. De werknemer betoogde dat hij verplicht was om de bestelauto altijd bij zich te hebben omdat hij kon worden opgeroepen voor spoedklussen. Volgens het hof overheerste bij gebruik van de auto buiten werktijd het privékarakter, waardoor de gereden kilometers niet zakelijk maar privé waren. Alleen indien de werknemer werd opgeroepen waren de gereden kilometers vanaf het moment van de oproep zakelijk. De werknemer had geen rittenregistratie bijgehouden waaruit bleek dat hij de auto op jaarbasis niet meer dan 500 km privé had gebruikt.
Bron: Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJNCA0469, 11/00679 | 16-05-2013